Kennen allen onder de hemel de schoonheid van het schone, |
dan ook het lelijke. |
Kennen allen het goede, |
dan ook het niet-goede. |
... |
Zijn en niet-zijn baren elkander, |
moeilijk en licht vervolmaken elkander, |
lang en kort vormen elkander, |
hoog en laag komen uit tegen elkander, (*) |
toon en stem sluiten aan bij elkander, |
voor en na volgen op elkander. |
Dit zijn allen duurzamen. |
... |
Daarom verwijlt de klinker (**) in niet-doen |
en draagt de leer uit zonder woorden. |
... |
De myriade wezens komen op en worden niet geweigerd. |
Hij doet en steunt er niet op; |
volbrengt verdienstelijk en hecht er niet aan. |
Juist omdat hij er niet aan blijft hechten, |
verlaten zij hem niet. |
... |
(*) Vullen elkander aan. |
(**) Associeert o.a. met: harmonie, klank, klankbord, horen en gehoord worden, de ene toon, (steen)vast karakter, |
dierenriem/deugd-pad, klinkt als = 'sound' (gezond), antwoordend jong (hexagram 61), (toets)steen der wijzen, |
verdraagzaam - laag geplaatst - en veracht als een straatklinker, deurklink = (be)grip opent en sluit, |
klankschaal/resonantie/synchroniciteit, principe en leer (klepel en klok), solide als klinkende munt, |
klinkend als vrienden onder elkaar met wijn en klinkend (rinkelend) als jade. |