Die vanouds eenheid verkregen: |
Hemel verkreeg eenheid, daardoor reinheid. |
Aarde verkreeg eenheid, daardoor rust. |
Geesten verkregen eenheid, daardoor rede. |
Het overvloeiende verkreeg eenheid, daardoor volte. |
Koningen en vorsten verkregen eenheid, |
om een groots richtsnoer voor allen onder de hemel te zijn. |
... |
Immers: |
..........Besloot de hemel niet met reinheid, ze zou scheuren. |
..........Besloot de aarde niet met rust, ze zou bezwijken. |
..........Besloten de geesten niet met rede, ze zouden verdwijnen. |
..........Besloot het overvloeiende niet met volte, ze zou verdrogen. |
..........Besloten de leenheren niet voorbeeldig |
..........- hoe hoog en geëerd ook- ze zouden vallen. |
... |
Daarom moet het zo zijn: |
dat het gewaardeerde in het geringe geworteld is, |
dat de verhevene het lage tot fundament moet hebben. |
... |
Waarlijk noemen koningen en vorsten zich 'alleenstaand', |
'verlatenen' en 'graanlozen'. |
Dit is de geringe oorsprong tot wortel van de vallei maken nietwaar? |
... |
Immers: |
..........Aankomend bij de centrale wagenas is er geen wagen. |
..........Daarom begeren zij mild te glanzen als jade, |
..........niet te schitteren als steen. |
... |