'En God zeide: 
 Dat er lichten zijn aan het uitspansel des hemels ... 
 en dat zij dienen
 tot aanwijzing zowel van vaste tijden als 
 van dagen en jaren.'
  Genesis 1:14
 
De vermoedelijk meest gangbare benaming is momenteel: Ram, Stier, Tweeling,
Kreeft, Leeuw, Maagd, Weegschaal, Schorpioen, Boogschutter,
Steenbok, Waterman en Vissen.
Op de niet-Europese continenten, of beter gezegd bij de niet-Europese culturen,
bestaat deze 12-voudige indeling eveneens sinds mensenheugenis, maar onder
verschillende benamingen. De namen zijn meestal afgeleid van de cyclische
seizoensveranderingen in de desbetreffende regionen welke in de weersgesteldheid
en bijbehorende veranderingen in het planten- en dierenrijk het meest expliciet
herkenbaar zijn.
Zo treffen we bij N. Amerikaanse indianen volgende benaming aan: Sneeuwgans,
Otter, Poema, Rode Havik, Bever, Hert, Specht, Steur, Bruine Beer, Raaf,
Slang en Eland. Opmerkelijk hierbij is, dat het teken Sneeuwgans niet overeen
komt met het teken Ram, maar met het teken Steenbok. De cyclus der indianen
begint dus drie manen (maanden) eerder dan de gebruikelijke aanvang der
Europese tegenhanger, terwijl de aan deze cycli verbonden seizoensveranderingen
daarentegen identiek zijn. (Rode Havik is het equivalent van Ram en wordt de
periode van de uitbottende bomen genoemd, overeenkomstig de betekenis die in
Europa aan de Ram maand toegekend wordt.)
De diepere betekenis van dit keuzeverschil m.b.t. het aanvangsmoment der cyclus
zal ik hier verder niet uitwerken. Waar ik maar op wil wijzen, is dat dit soort
verschillen bestaan. Niet alleen tussen voornoemde culturen, maar ook tussen die
van andere continenten/culturen.
Een ander opvallend verschil met de in het Westen gangbare astrologie is, dat de
indianen geen sterren-constellaties gehanteerd hebben voor de naamgeving van
hun (medicijn)wiel, maar zich beperkt hebben tot het nabij gelegen dierenrijk. Ze
zijn dan ook niet in de verleiding gekomen om een onderscheid te maken tussen
'tekens' en 'huizen' aangezien ze hun contact met de aarde, als centrum van de
cyclusfasen, nooit losgelaten hebben.
 
Ter illustratie van het Chinese gedachtegoed hieromtrent, dat ook in de I Tjing
herkenbaar is, nog een ander voorbeeld van zo'n bescheiden benadering van de
12 seizoensfasen. Ditmaal van de Chinese dichter Wu Ch'êng-ên (1505-1580 CE).
In diens verhaal 'Monkey' (= Eng. vert. door A. Waley) beschrijft deze dichter de
zoektocht naar de wijsheid der onsterfelijkheid en verlichting.
 
windAfb.392
 
Alvorens de hoofdpersoon ('Aap') opgenomen wordt als leerling bij een meester
wordt hem naar zijn naam gevraagd. Hij antwoord geen vader of moeder te
hebben, maar als stenen bal voort gekomen te zijn uit een rots die sinds de
schepping der aarde inwerking ondergaan had van de pure essenties der
hemel ( priapus ), de heerlijke smaken der aarde ( zwarte zon ), de gespierdheid van de
zon ( diamant) en de gratie van de maan ( zwarte maan ), waarna de wind (de voor niemand
buigende Uranus) voor de bevruchting zorgde.
 
Deze oorspronkelijke natuurlijkheid bood geen aangrijpingspunt voor een
persoonlijke naamgeving. De leraar verklaarde vervolgens dat het gebruikelijk is
om als leerling een naam te dragen overeenkomstig de graad van ontwikkeling.
Hiervoor wordt er een keuze gedaan uit een twaalftal bijvoeglijke naamwoorden.
De volgorde der extra namen is: Ruim (//Leeuw), Groot (//Maagd),
Verstandig (//Weegschaal), Slim/handig (//Schorpioen), Waarachtig
(//Boogschutter), Conformerend (//Steenbok), Natuurlijk (//Waterman),
Oceaan (//Vissen), Dynamisch (//Ram), Behoe(u)dzaam (//Stier), Perfect
(//Tweeling), Verlicht (//Kreeft). Oftewel 12 bijvoeglijke naamwoorden die aan
de oorspronkelijke eenheid toegevoegd worden als individuele
onderscheidingsmogelijkheden. (Ik heb ooit kennis genomen van een afwijkende
vertaling van dit 12-tal, maar dit was vanuit het Italiaans, een voor mij nogal
ontoegankelijke taal. Enig extra voorbehoud lijkt me dus op z'n plaats bij de hier
boven gehanteerde vertaling.) Wie zich met een dezer namen identificeert,
oriënteert zich dan ook automatisch op een bescheiden (bijvoeglijke) positie.
Wie daarentegen deze bescheiden rol als toevoeging aan de oorspronkelijke
eenheid verwerpt, mist de kans om opgenomen te worden als leerling en komt
bij de tegengestelde kwalificaties uit (Ruim wordt bekrompen, Groot wordt
kleinzielig enz.).
 

Vorige pagina