|
|
Van de vele I Tjing en Tau Te Tjing commentaren en vertalingen die het licht zagen, |
zijn er maar weinig voortgekomen uit inspanning van mensen die enigszins |
vertrouwd waren met
astrologie-symboliek en slechts zeer weinigen daarvan waren |
bekend met de Zwarte Zon/Diamant en Zwarte
Maan/Priapus-symboliek zodat ze |
zich noodgedwongen in hun duiding moesten beperken tot de meer gangbare |
begrippen. |
|
Nemen we bijv. de aanvang van de
Tau Te Tjing. |
-De meeste, tot voor kort alom gewaardeerde vertalingen hiervan zijn gebaseerd |
op de commentaren van Wang Pi (226-249 CE), die als voorloper van het |
Neo-Confusianisme beschouwd kan worden en als het oudste commentaar erkend |
wordt-. |
We lezen dan: 'Het Tau waarvan verteld kan worden is niet (...)' |
'vertellen van' associeert met Tweeling. |
en: 'De naam die genoemd kan worden is niet (...)' |
'Naam en Vorm' associeert met Boogschutter. |
|
In deze formulering herkennen we dus het uitdrukkelijk afstand nemen van de |
gangbare, kenbare invalshoek zoals die in de dierenriem besloten ligt.
Niet dat |
deze wijze van indelen verworpen wordt. Ze wordt juist als nog te oppervlakkig |
beschreven. (Zodat primaire kennis van de kosmologische beginselen a.h.w. |
beschouwd moeten worden als
lagere-school-kennis.) |
|
|
|
De door mij geciteerde en nieuw vertaalde teksten uit de TTT zijn aanmerkelijk |
ruimer geïnterpreteerd dan gebruikelijk; gerelateerd aan de context. Het is mijn |
overtuiging dat de voor het oppervlakkige bewustzijn als niet-chronologisch |
verschijnende ordening van de TTT er toe dient om voorbij de
beperkingen van |
het zoekende en kennende verstand door te dringen tot op het intuïtieve niveau |
van het boven- en onderbewuste. Het hoge
abstractieniveau van dit werk maakt |
toepasbaarheid mogelijk op ontelbaar veel kwesties zodat het zeer geschikt is als |
inwijdend orakel. |
(De door mij gehanteerde citaten zijn
geselecteerd en vertaald m.b.v. een mengeling |
van hoofdzakelijk oude I Tjing en Tau Te
Tjing-versies. D.w.z. uit de oudst bekende |
Chinese geschriften inclusief de Ma Wang Tui teksten met in
acht name van |
moderne commentaren hierop.) |
|
Hoewel Tau het centrale tema van deze publicaties is, wordt dit begrip niet geheel |
gedefinieerd. Het zal a.h.w. tussen de regels door
begrepen moeten worden. |
In het Verre Oosten is het begrip Tau alom gangbaar en heeft vele betekenissen. |
Voor de Confusianisten betekent het bijvoorbeeld weg of wet. |
De Boeddhisten gebruiken het als synoniem voor rede,
boddhi, verlichte of wijsheid. |
Het kan in het Chinees ook spreken betekenen, expressie en zelfs woord.
Waardoor |
het dicht bij het Griekse 'Logos' (Woord) komt. Wat weer doet denken aan het |
Bijbelse: |
|
'In den beginne was het Woord, |
en het Woord was bij God, |
en het Woord was God' (...) |
'Het Woord dat vleesgeworden sprak: |
Ik ben de Weg (...).' |
|
(Joh. 1.1. en
XIV:6), waarop ik dadelijk terug kom. |
|
Als we wat verder terug kijken in de geschiedenis, zien we in het hiëroglyphisch |
schrift bij de Egyptenaren het hengselkruis, de Ankh,
dat klinkt als Tau. |
|
|
|
Aan dit 'oorkruis' worden
diverse associaties verbonden zoals 'het heilige', 'Heilig |
Hart' en 'het sterrenbeeld Maagd' (dat door sommige astrologen wel beschouwd |
wordt als het ideale
gods-dienaar-teken) en dat vroeger steeds als engel |
afgebeeld werd. |
|
|
|
De oorsprong van het symbool gaat terug tot in het
Aha-Men-Ptah, |
het 'Oudste Hart van God' (synoniem voor de tijd van vòòr de vestiging van het volk |
in Egypte, dat 'het Tweede Hart' genoemd wordt). |
Het 'Eerste Hart' komt bijvoorbeeld overeen met het mythische
Atlantis, dat meer |
dan 6000 jaar geleden verzonken zou zijn. Volgens Egyptische geschiedschrijving is |
het dit werelddeel waar de Egyptenaren van afstammen. |
Dezelfde mythe vertelt overigens dat deze ondergang veroorzaakt werd door het |
misbruiken van de Diamant-kracht door magiërs. |
|
Ook de Joodse schrift kent een letter met de uitspraak
Tau, maar hierbij ontbreekt |
het heilige karakter dat de Egyptenaren eraan hecht(t)en. |
|
Zonder er al te ver op door te willen gaan, wijs ik ook nog op het woord 'Christus'. |
'Christos' betekende 'de Weg',
hetgeen de meest gangbare vertaling is van Tau. |
'Chêstês' was de naam die gegeven werd aan een persoon die orakels uiteen zette |
of van uitleg voorzag; een profeet, een
waar(heids)zegger. |
'Chrêstos' betekende 'de nuttige', 'de goede', 'de uitmuntende', |
'de mens die de Weg volgt'. |
'Chrêstêrios' duidde op een persoon die in dienst was van een orakel, een god of |
een (geestelijk) leraar. (De Griek
Sokrates, Plato's leraar, is hiervan een bekend |
voorbeeld.) |
'Jezus Christus' -'Iesous
Chreistos'- betekent: |
|
Zoon van Ieso (= de 'genezer', de 'heelmaker') een Chrêstos. |
|
Dat er in deze introductie relatief weinig relaties gelegd worden met het |
Christendom betekent dan ook niet dat deze niet aanwezig (geweest) zijn. Het valt |
echter niet mee om uit deze heersende cultuur voorbeelden aan te halen. (Zo werd |
er in 553 CE op aandringen van keizer Justinianus en keizerin Theodora met |
instemming van de paus een poging gedaan om alle
astrologiebegrippen uit de bijbel |
te verwijderen.) In het licht van voorgaande naamsafleidingen komen diverse |
uitspraken van Jezus in een ander perspectief dan tegenwoordig gebruikelijk is. |
|
Zo zei Jezus : |
'Het Koninkrijk Gods komt niet met uiterlijk gelaat; |
en men zal niet zeggen: Zie hier of zie daar; |
want zie, het Koninkrijk Gods is binnen Ulieden!' |
|
(Luc. 17:20-21) |
|
Of, in een andere vertaling: |
'Het rijk der hemelen is in ulieden'. |
|
(Waarbij er dus
uitdrukkelijk sprake is van hemelEN en IN) |
|
waarna hij vervolgt met: |
'Zoek eerst het rijk der hemelen |
en de rest zal u worden toegeworpen'. |
|
|
|
Waarbij 'toegeworpen krijgen' uitstekend past bij het in dienst zijn bij, of contact |
onderhouden middels, een orakel. Een praktijk overigens die we in het Oude |
Testament herhaaldelijk terug vinden bij de daarin genoemde priesters wanneer |
deze om goddelijke richtlijnen vragen. |
Bovendien is er dus sprake van zoeken alvorens er toegeworpen en gevonden wordt. |
|
Alleen deze twee uitspraken zullen al verontrustend zijn voor menig Christen. En |
dan spreek ik nog niet eens over het materialisme en imperialisme dat het bloed in |
naam van deze religie in ongeëvenaarde hoeveelheden gedurende 2000 jaar heeft |
doen vloeien op de diverse werelddelen. |
|
Een derde, al eerder genoemde uitspraak, wil ik toch nog in dit licht
plaatsen. |
|
'Ik ben de Weg; de Waarheid en het Leven.' |
|
(Joh. 14:6) |
|
'De Waarheid' en 'Het Leven' doen denken aan
Mazda-Ahura. |
(De formuleringen Mazda-Ahura en Ahura-Mazda komen overigens beiden vaak |
voor bij Zaratushtra, met slechts een geringe numerieke meerderheid van
Ahura- |
Mazda). In de astrologie van het Westen zowel als in die van het Midden Oosten |
wordt het 'Ik ben' gesymboliseerd door de zon. 'De
Weg' is tevens
vergelijkbaar met |
de zonnebaan, waarin de Waarheid (Zwarte
Maan/Priapus) zowel als het Leven |
(Zwarte Zon/Diamant) besloten liggen. Het 'Ik ben' is in deze uitspraak dus identiek |
met 'de dynamische schepping', de 'alomvattende natuur', de 'openbaring van de |
schepping in zijn verandering'. |
Dit korte zinnetje onthulde dus zoveel, dat hij (Jezus) er voor gekruisigd werd. |
Dit zien we niet alleen bij Jezus Christus gebeuren. Het overkomt velen. |
|
Alvorens dit te illustreren eerst even een kleine begrippentoelichting: |
In de Bhagavad Gita wordt het begrip 'Leven' niet geïdentificeerd met de
bekleding, |
de lichamen, maar met het geestelijke. De levende wezens worden beschouwd als |
geestelijk
reizenden, terwijl benamingen en titels bij de lichamen behoren en als |
zodanig verwisseld kunnen worden, zoals je nieuwe kleren aan kunt trekken. |
Dit dus in tegenstelling tot de Westerse-, Parsische- en Chinese hantering van het |
begrip 'leven' die traditioneel aan het biologische, de buitenkant van het proces, |
gehecht wordt en
zo doende bij de dierenriem uit komt. |
|
'Vermeerdering van voortbrengselen is dagelijks geluk.' |
|
(TTT LV) |
|
|
|
Op humoristische wijze vestigt Lau Tzu de aandacht op het bestaan van dit verschil |
tussen de gangbare opvatting en de opvatting der wijzen. (Die vermeerdering van |
biologisch/dierlijk leven niet zo onvoorwaardelijk hoog achten maar er eerder een |
extra verantwoording in herkennen of een gelegenheid die snel tot corrumpering |
kan (ver)leiden en de duurzaamheid van de geestelijke oprechtheid beproeft.) |
|
In de Oepanishads verklaren de leraren: |
'Aham Brahma'smi' - 'Ik ben
Brahma'. |
|
Shri (= 'Overvloed') Krishna onthult aan
Arjuna: |
'Ik ben de Vader van dit universum, de Moeder, |
de Ondersteuner, de Oorsprong van de Vader, |
de Heilige die men zal kennen, het Scheppende Woord.' |
|
(Bhagavad Gita 9.18 |
en: |
'Ik ben de Atman gezeten in het hart van alle wezens.' |
|
(B.G. 10.20) |
|
Al-Hallaj, die leefde van 857-922 CE en bekend is geworden als de |
'martelaar der mystieke liefde' omdat hij de liefdesband tussen |
God en mens zo benadrukte, zei: |
'Ana'l Haqq' - 'Ik ben het Scheppende
Woord' |
(Waarvoor de Moslims in Baghdad hem kruisigden.) |
|
Terwijl ook de Boeddha (traditioneel 621-543 BCE, historisch 563-483 BCE) |
zich duidelijk uitsprak over diens eenheid met de Volmaakte. |
|
Wie dit soort uitspraken te letterlijk neemt, vergist zich. Dit zijn geen door |
grootheidswaanzin ingegeven misplaatstheden, maar uitdrukkingen van de |
te bereiken eenheid met het Goddelijke. 'Ik ben' is de stip (I) in de cirkel (zijn). |
Wie zich realiseert dat hij of zij ziel-met-lichaam is, ervaart de eenheid. |
|
|
|
Zoals Lau Tzu het formuleerde: |
'De (zinnelijke) ziel opvoedend |
en eenheid omhelzend, |
kun
je ondeelbaar zijn. |
(...).' |
|
(TTT X) |
|
Het uiten van deze geest-drift wordt echter zelden gewaardeerd door de |
omgeving
(vgl. #161). |
De moslims kennen voor deze ervaring zelfs een apart begrip. Ze noemen |
het (Gods)dronkenschap; het tijdelijk zó transparant worden van het |
ego-besef dat het niet meer opgemerkt wordt. (Als een kristallen bokaal |
met wijn gevuld.) |
|
'Wanneer u eenmaal gevuld bent met Eeuwige Wijn, |
Zult u de beker niet zien, alleen zijn boeket ruiken. |
Alle levenloze schepselen zullen u begroeten |
en u hun geheimen vertellen als vrienden en bekenden. |
Als de Oppergeest u eenmaal in Liefde omarmd heeft, |
veranderen alle vormen voor uw ogen als geesten. |
Voor mij is de tijd gekomen om in een kring te dansen; |
met ongesluierd gelaat zingt de Liefde minnezangen. |
Zoals de rode roos trekt de Liefde er op uit, |
met in haar spoor, als troepen, al de zoete kruiden. |
Breng suikergoed en wijn en kom voor mij zitten, |
u, wiens gezicht een kaars is, wiens wijn als vuur is.' |
|
(Jalal al-Din Rumi, uit de Diwan-i
Kabir) |
|
De Westerse cultuur kent de spreuk: |
'Waar het hart vol van
is loopt de mond van over.' (=los-lippigheid). |
|
Onbegrip betreffende de essentie geldt vrij algemeen en weerspiegelt ook de |
tegenstelling tussen het bewuste- en het onderbewuste binnen iedere mens. |
|
'Het grote beeld houdend, stromen allen onder de hemel toe. |
Stromen toe zonder letsel te ondervinden. |
Muziek en lekkernijen doen de langs komende reiziger verpozen. |
Immers: Wanneer Tau verschijnt in woorden, zoet klinkend, |
dan smaakt het niet groots. |
Ernaar kijkend, is zien onbevredigend. |
Ernaar luisterend is horen onbevredigend. |
Toepassing vermag het niet te bevatten.' |
|
(TTT XXXV) |
|
Wat we dan weer als volkswijsheid herkennen in 'goede wijn behoeft geen krans' |
en 'eigen roem(er) stinkt'. |
|
maar ook: |
'(...) |
Horen hoog ontwikkelden van
Tau, |
zo kunnen zij zich met ijver inzetten. |
Horen middelmatig ontwikkelden van
Tau, |
zo houden zij nu en verliezen dan weer. |
Horen laag ontwikkelden van
Tau, |
zo lachen zij er luid om. |
Lachten zij er niet om; het zou Tau niet zijn. |
(...)' |
|
{TTT XLI} (oude nummering) |
|
Zo is het dan ook velen vergaan in
de afgelopen millennia. |
Nemen we de leer van Boeddha als voorbeeld. Vele stromingen en sekten die zich |
Boeddhistisch noemden (vanaf ± de
2e eeuw CE ook in China) konden in wezen het |
esoterische karakter van Boeddha's leringen niet bevatten. Ze vervielen tot een |
exoterische
('yellow' = laffe) leer met bewieroking van rituelenbeoefening en |
heiligenverering in plaats van zelf de waarheid te gaan zoeken overeenkomstig |
Boeddha's leer: |
'Geloof niet, omdat veel mensen er over spreken. |
Geloof niet op gezag van wijzen uit oude tijden. |
Geloof niet in wat u zich voorstelde in de vooronderstelling dat u |
geïnspireerd werd door een god. |
Geloof niets dat slechts steunt op het gezag van meesters of priesters. |
Onderzoek alles. |
Geloof slechts wat u zelf hebt getoetst en redelijk bevonden |
en wat tot uw en andermans welzijn strekt.' |
|
(Kalama Sutta) |
|
Nu is deze geciteerde uitspraak wellicht wat aan de krachtige kant. Ook een zwak |
geloof is tenslotte een geloof en mag niet zo maar veracht of beschadigd worden |
aangezien er geen beter alternatief gegarandeerd kan worden voor de |
desbetreffende gelovige. In zijn plaats en tijd was het
echter nauwelijks krachtig |
genoeg, omdat het tegen de grote stroom op moest. (Het opkomende |
Vissentijdperk, waarover later meer.) |
|
|
|
Zo komen we in de Boeddhistische- en Hindoe-literatuur vaak de termen 'schijn' en |
'illusie' tegen, waarbij dan met name in populaire vertalingen en geschriften verteld |
wordt dat alles illusie is; voortkomend uit de droom van het Onbekende. Behalve |
dit begrip 'maya'
(=eigenlijk 'verschijnsel'), wordt hierbij echter ook de term 'mithea' |
gehanteerd, waar het woord 'mythe' vandaan komt. |
Een genuanceerder visie hierop lijkt me op z'n plaats. |
Deze extra aandacht moet eraan besteed worden omdat de gangbare |
spraakverwarring m.b.t. 'illusie' tot het tegendeel leidt van hetgeen Boeddha |
gezegd (of bedoeld) heeft. Ze suggereert
nl. dat de mens niet moet proberen te |
begrijpen (omdat toch alles een illusie is) maar zich tevreden moet stellen met |
geloven. Alsof het goddelijke niet herkenbaar zou zijn, alsof er geen Waarheid |
bestaat. Wie verwondert zich dan dat het huidige Boeddhisme bekritiseerd wordt |
om materialisme en volksverlakkerij?
(Vgl. de Marxistische uitspraak: 'Religie is |
opium voor het
volk', die juist in de Chinese revolutie zo'n belangrijke rol heeft |
gespeeld en dus niet zo maar afgedaan kan worden als 'Westerse kritiek'.) |
|
|
Ter illustratie van de Boeddhistische terminologie twee
18e eeuwse (Westerse) |
afbeeldingen: |
|
|
|
|
|
'Boeddha' betekent 'verlichte' of 'rede'. |
'Boddhi' betekent 'Wijsheid die oprijst uit het onmiddellijk aanvoelen van de |
Waarheid'. |
'Sattva' betekent 'Wezen' of 'Essentie'. |
'Boddhi-Sattva' betekent dan 'Wezen met Waarheid'. |
|
|
|
De dierenriem is het zonneterrein, de baan van Zon+planeten t/m
Saturnus. |
Met name de Zon staat hierin symbool voor 'het vlees', 'de bekleding', 'de romp', |
'het aangezicht' en 'het lichamelijke kleed'. Het is de bekleding die het uiterlijke |
vormt, in tegenstelling tot het principe, dat door het innerlijk gevormd wordt. |
Waar Boeddha spreekt over het 'wezen met licht bekleed' is dus klaarblijkelijk een |
der lichten (zon of maan) bedoeld en wel met name de Maan, terwijl 'de verlichte' |
degene is die door de vorm heen de inhoud kan zien; de 'geledigde' Zon. |
Boeddha's, 'verlichten', zijn dus mensen die voorbij Saturnus gegaan zijn. Die de |
lasten van het Rijk (de zonnebaan) gedragen hebben tot voorbij de grenzen van |
eigenliefde en zelfbehoud
(=Saturnus). |
De term 'Boeddha' wordt echter ook wel gebruikt ter aanduiding van het |
Onkenbare, de Schepper/God. Vervolgens wordt hier dan
vaak de suggestie aan |
verbonden dat de wereld, de schepping, een droom van God
is (associërend met |
'illusie', 'fantasie', 'irreëel'). |
Dit lijkt me een wijd verbreidde en diepgewortelde misvatting. De schepping kan |
weliswaar uit een denkbeeld voortgekomen zijn, of een dynamisch denkbeeld zijn, |
en de waarneming van schijnbaar vaste materie mag misleidend zijn, |
maar daarmee is de schepping nog geen illusie, droom of dwaling. |
|
Hetgeen wèl als illusie opgevat kan worden is het te beperkte idee van een |
onafhankelijk ego. De wereld als zodanig is niet illusoir. Wat we weten is echter wèl |
per definitie een denkbeeld, een min of meer nauwkeurige impressie, waarvan de |
hoogst mogelijke het symbool is. Wie zichzelf voortdurend als symbool kan zien in |
een symbolische wereld, d.w.z. in een concrete wereld die tot op diens symbolische |
essenties doorzien wordt, kan alle handelingen die bij het leven behoren op |
symbolische wijze, d.w.z. volkomen onthecht, los van het ego, verrichten. Zo iemand |
kan een verlichte genoemd worden en is dan ook waarlijk een vertegenwoordiging |
van het grote licht dat in alle delen van de schepping herkenbaar is. Zo iemand weet |
dan ook, dat diens persoonlijke (ego) visie per definitie ontoereikend is en gelijk een
|
pasgeboren baby aanvulling behoeft van een zich buiten het ego bevindende bron. |
|
Volgende tekst licht dit helder toe vanuit een
soefi-achtergrond: |
'God maakt de schepselen als sluiers. |
Hij die hen als zodanig kent, wordt naar Hem teruggeleid, |
maar aan hem die hen als werkelijk opvat, |
wordt Zijn Aanwezigheid onthouden.' |
|
(Muhyi 'l-Din Ibn 'Arabi, Al-Futuhat
al-Makkiyya) |
|
En bij Shakespeare luidde het
in 'The Tempest': |
'(...) |
.as we're from the stuff, dreams are made of.' |
|
|