|
|
De begrippen 'gaan' en 'komen', die we ook in de I Tjing aantreffen, vertonen |
parallellen met de door astrologen gehanteerde begrippen
'uitgaand' en 'ingaand'. |
(Gehanteerd voor de benoeming van twee planeten die vanuit de aarde bezien |
t.o.v. elkaar bewegen.)
Indien de snelste planeet zich verwijdert van de tragere is |
er sprake van een uitgaande boog. In het tegengestelde geval van een ingaande |
boog. In de I Tjing wordt de uitgaande boog wel geassocieerd met de rechter arm |
(die handelen mogelijk maakt). |
Er bestaat echter ook een in vergetelheid geraakte interpretatie die niet op de |
vergroting of verkleining der onderlinge afstand georiënteerd is (de 'aardse' kant), |
maar op de versnelling of vertraging van planeten (de 'hemelse' kant). |
De eerste, (boog)afstand, symboliseert kwantitatieve verandering oftewel de |
dynamiek. De tweede, versnelling, symboliseert
kwalitatieve verandering, |
oftewel de intensiteit. |
|
|
|
In de I Tjing wordt 'komen' meestal aan het onderste/binnenste/achterste trigram |
verbonden, terwijl 'gaan' meestal aan het
bovenste/buitenste/voorste trigram |
verbonden wordt. |
|
|
|
|