|
|
Dit doet denken aan een uitspraak die aan de dominicaner monnik
Mr. Eckhart |
toegeschreven wordt (± 1260-1327 CE): |
|
'Ik zeg U, vol zijn van het geschapene is leeg zijn van God. |
Leeg zijn van het geschapene is vervuld zijn van God.' |
|
Bij Lau Tzu treffen we de Leegte o.a. als volgt aan: |
|
'Grote vervolmaking is als onvolmaakt, |
oorspronkelijk gebruikt onvergankelijk. |
Grote volheid is als leeg, |
oorspronkelijk gebruikt onaangetast. |
|
Grote rechtheid lijkt krom, |
Grote bekwaamheid lijkt onhandig. |
Grote welsprekendheid lijkt stom. |
Beweging overwint kou, |
rust overwint hitte. |
Reinheid en rust |
zijn als het richtsnoer onder de hemel.' |
|
(TTT XLV) |
|
|
|
Het Boeddhisme kent het volgende idee: |
Er kwam eens een man bij de Boeddha die vroeg of er geen snellere weg was |
om tot verlichting te komen, in verband met zijn al wat hogere leeftijd. |
Deze
antwoordde: |
|
'Wees voortdurend gewaar en kijk naar de wereld als leegte.' |
|
Bij Dharmapada 2:21 lezen we: |
'Waakzaamheid is de weg van de onsterfelijkheid: |
onwaakzaamheid de weg van de dood. |
Hij die waakzaam is, zal nooit sterven: |
hij die niet waakzaam is, is eigenlijk al gestorven.' |
|
Het aandachtig waarnemen (gewaar zijn) als kortste weg tot verlichting is |
overigens ook in de Westerse cultuur bekend (geweest). |
|
Zoals C.G. Jung in zijn voorwoord bij de I Tjing versie van R. Wilhelm schrijft, is |
de klassieke betekenis van het woord
RELIGIO: |
'Een zorgvuldig gadeslaan en in aanmerking nemen |
(van RELIGERE) van goddelijke numina.' |
|
De kerkvaders hebben dit RELIGIO later van RELIGARE afgeleid, dat |
weer-aan-binden betekent, associërend met het 'Vissentijdperk'.
(Vgl. #176 en |
#155.) Zodoende is het tegenwoordig gangbare begrip 'RELIGIE' verbonden aan |
instituties in plaats van aan directe
waarneming van goddelijke vingerwijzingen in |
de schepping. |
|
|
|
(Dat RELIGARE behalve weer-aan-binden tevens de betekenis heeft van ontbinden |
en desintegreren, is veelzeggend voor deze verwarring scheppende |
begripsverandering.) |
|
|
|
Bij #445 treffen we soms, bij vertalingen in
overeenstemming met populair |
Chinees spraakgebruik, de tegengestelde betekenis aan: '(...) onthecht
zijnde, |
maak je het hemelse zelf reëel'. In dit geval uit te leggen als ontbloten, onthullen |
van het lichaam. |
|
De symboliek van de schildpad komen we ook tegen in de Mahâbhârata, die wel |
beschouwd wordt als
samenvatting van de meeste heilige geschriften der Indiërs. |
|
|
|
In de Bhagavad Gitâ treffen we Krishna aan, die aan de prinselijke Arjuna de |
basisleerstellingen van de yoga uitlegt waaraan ook hij, als strijder, zich moet |
houden: |
|
'... Wanneer hij gelukkig is, maar niet aan dit
geluk verknocht, |
wanneer hem geen hartstocht, geen vrees nog toorn bekruipen kan, |
dan is hij als een monnik, die in de eenzaamheid |
het sterke houvast van zijn inzicht vond. -Heilig is hij! |
Zoals de schildpad onder haar schild de ledematen behoedzaam |
intrekt, zo trekt de wijze onder zijn geestelijk schild de zinnen van |
de dingen weg.' |
|
Arjuna zinkt de moed in de schoenen bij het zien van al het geliefde (vrienden, |
familieleden, leraren) dat gaat vallen. Krishna vraagt hem nu (3 maal?) of alles |
gedaan is om de strijd te voorkomen. Aangezien dat het geval is, blijft er geen |
keuze over dan z'n plicht (als strijder) tot het laatste loodje te vervullen en |
daarmee te accepteren dat dit door het lot is voor- beschikt. Hoe valt dit te |
accepteren? |
|
'Onverwoestbaar is wat dit heelal doordringt. |
Want niemand kan dit eindigende Zijn vernietigen. |
De lichamen van hen die een lichaam hebben, zijn vergankelijk, |
maar hijzelf blijft ongrijpbaar, onmetelijk, onverwoestbaar. |
Bedenk dat en vecht, zoon van
Pritha! |
Wie gelooft dat dit Zelf wordt gedood, |
Wie meent dat hij kan doden, hij vergist zich. |
Het Zelf wordt niet gedood en het doodt niet!' |
|
Met deze uitspraak wordt o.a. de onsterfelijkheid der ziel (het hogere zelf, het Zelf |
met een hoofdletter) verwoord door
Krishna. |
Een vergelijkbare strekking vinden we in de I Tjing bij de hexagrammen . 392 .en. |
65, waar bij wijze van uitzondering wèl gestreden kan worden, terwijl we bij #286 |
een soortgelijke opvatting aantreffen, nl. dat er hogere waarden zijn dan het leven, |
en wel het goede en rechtvaardige. |
|
Nu betreft het in voornoemd citaat een mythologische strijd: die tegen de wortel |
van alle kwaad, de blinde lust, (B.G. 37/38) die symbolisch met wapenen |
uitgevochten wordt. De wapenen hebben dan ook namen en vertegenwoordigen de |
hulpkrachten die ter beschikking staan in de strijd tegen lage drijfveren en |
duisternis. Zodra deze symboliek letterlijk opgevat wordt, komen we eerder bij de |
hexagrammen 26 .of 493 uit, of de vele andere hexagrammen die de zinloosheid |
en schadelijkheid van geweldsuitoefening verduidelijken. |
|
Deze visie op strijd treffen we ook bij Zaratushtra aan: |
|
'En als gij straks, mijn dochter, het bruidsvertrek zult binnentreden, |
dan zullen mijn woorden wellicht nog in uw ziel naklinken. |
Mogen ze u nu en in de toekomst bezielen tot grote daden. |
Laat er tussen u en uw echtgenoot een heilige wedijver zijn |
in het betrachten van de waarheid, |
Want dat is de enige strijd, |
die genade vindt in de ogen van de Wijze
Heer.' |
|
Het accepteren van de uiterlijke vergankelijkheid en ideële onsterfelijkheid zowel |
als het uitsluitend voor waarheid strijden, past volledig bij de schildpad-symboliek
|
en in het bijzonder bij herberg 11. |
|
Meditatie op de 'leegte', zoals dat in populaire yoga-groepen nogal eens gangbaar |
is, vindt in de Yoga-Sutta overigens geen welwillende
beoordeling. Het wordt |
maar tijdverspilling beschouwd. In plaats daarvan wordt meditatie op Krishna |
aanbevolen. |
|
Opmerkelijk zijn in dit verband ook de uitspraken: |
|
'En al wie in het uur des doods |
zijn lichaam verlatend uitsluitend aan Mij denkt, |
komt onmiddellijk tot Mij. Dit lijdt geen
twijfel.' |
|
(B.G.
VIII;5) |
en: |
|
'Wat nacht is voor iedereen, |
is voor degene die zijn geest beheerst ontwaken, |
wat ontwaken is voor iedereen, |
is nacht voor de ingekeerde wijze.' |
|
(B.G.
II.69) |
|
Het is overigens in deze fase van de ontwikkeling (in het Japans wel Sàtori |
genoemd) dat enige geruststelling op z'n plaats is. In het Oosten wordt men nu |
wellicht opgevangen door Meesters die uit ervaring weten dat angst hier een |
bijverschijnsel is dat vanzelf weer verdwijnt. |
In het 'verwetenschappelijkte' Westen wordt zo'n 'uit het wereldse vallen' echter |
vaak geassocieerd met iets ongezonds. Het wegvallen van conditioneringen, |
gewoonten, voorschriften en gedragspatronen laat juist datgene in rook op gaan |
dat je identiteit leek uit te maken. Naam, familie, status, prestige, eergevoel, |
liefde, haat, ego, alles heeft z'n gebruikelijke kaders verlaten; niets is meer hoe het |
was. Alles lijkt ontkennende chaos zodat je je vertrouwde identiteitsbesef verliest
|
(vgl. #3) maar niet je helderheid van geest!
(Vgl. #305.) |
Je weet nu nog slechts één ding zeker: dat
je niet weet. |
|
|
|
In deze fase is het belangrijk uit handen van 'de maatschappij' te blijven. Laat je |
niet verleiden tot psychotherapeutische
behandelingen of uitgebreide medische |
onderzoekingen van
onverklaarbare uitputtingsverschijnselen (vgl. #255). De |
Westerse wereld is (nog?) niet vertrouwd met de overgangsverschijnselen naar het |
bovenpersoonlijke gebied en zal dan ook (vaak goedbedoeld) proberen je terug te |
duwen in het gangbare kader van de
persoonlijkheid. Dit zou echter het verlies van |
je helderheid van geest betekenen zodat je het gevaar loopt ten onrechte als |
psychiatrisch patiënt behandeld te gaan worden met alle verstorende invloeden |
van dien. |
|
Heb liever vertrouwen in het natuurlijke verloop van het proces waar je in terecht |
gekomen bent. Bedenk wat een schildpad zou doen. Neem de tijd om aan de |
nieuwe situatie te wennen. Ze lijkt alleen maar verontrustend
(vgl. #56). |
|
In de Westers/Joodse traditie is de Steen (de Diamant, waar
Jacob zijn hoofd op te |
rusten legde) de Trede naar de Hemel. Vandaar het begrip
Jacobsladder. Deze |
Diamant wordt nogal eens aangeduid met 'Uitzonderlijke Steen', die dan op zijn |
beurt weer als synoniem gehanteerd wordt voor de Graal. |
Indien de Graal opgevat wordt als een voorwerp, als vorm die een inhoud kan |
dragen, is hier geen bezwaar tegen. Wanneer de Graal echter als het symbool van |
Genade met Christus vereenzelvigd wordt, is een Steen-symboliek verwarrend. |
|
Vóór het Christendom betekende 'religie' dus het aandachtig zijn op de |
numina, de goddelijke
vingerwijzingen zoals die bijv. middels dieren gedrag, |
orakels en astrologie beschouwd kunnen worden. De I Tjing beschrijft zichzelf
(vlg. |
C.G. Jung in dit zelfde voorwoord) dan ook als een in essentie diep religieuze |
'spijspot', een gewijd vat. |
|
Bij de Soefi-dichter Hafez trof ik volgende uitspraak aan, die doet vermoeden dat |
ook hier een direct verband bekend is tussen 'verlichting' en 'Leegte'. |
|
'Zuiver eerst uzelf en ga dan naar de Herberg van de Afbraak |
(Kharabar).' |
|
Deze 'afbraak' of 'vernietiging' zoals hier ook wel gezegd wordt, verwijst naar de |
ontsluiering van het ego. Het betreft hierbij het zelfde begrip als in sommige |
Boeddhistische boeken met Nirwana aangeduid wordt. In minder populaire werken |
wordt dit laatste begrip
nl. eveneens met 'vernietiging' vertaald. |
|
'Zuivering' wordt door soefi's vaak aangeduid als 'fana', het 'gaan door', of |
'passeren door'. |
|
In de Vadan staat:
'Het ontsluieren van jezelf is het ontdekken van God.' |
|
Inzicht in de 'Leegte' is overigens een centraal begrip in de Boeddhistische tradities; |
sunyatâ, dat in verband gebracht wordt met 'verlichting'
(Bodhi). |
Hierbij wordt dan met name benadrukt dat de dingen geen werkelijke substantie |
bezitten, geledigd moeten worden van opgeblazenheid ('sun') terwijl de
volmaakte |
wijsheid (prajnâ), de realiteit waarop geen termen en begrippen van toepassing |
zijn, boven alle dualiteit uitstijgt. (Niet verwarren met het populaire 'alles is illusie'.) |
|
In de vertaling van R.W. lezen we bij de toelichting op #502: |
|
'Als men zich alleen op zulke reële prestaties concentreert, |
dan zal men misschien wel op jaloezie en afgunst stoten, |
maar dat is niet
gevaarlijk.' |
|
Ook hier heeft 'het reële' eerder een intentionele betekenis dan een materiële, ook |
al moet dit in een vorm gegoten worden. Herberg 11 vormt dan ook het hart van |
het schildpadkwadrant. (Waarmee overigens niet gezegd wordt dat afgunst en |
jaloezie ongevaarlijk zijn.) |
|
|